“Hij heeft gewoon iets nodig om voor te leven,” probeert David Grant zijn moeder te sussen. Vader Woody werd namelijk door de politie opgepikt terwijl hij te voet op weg was naar Nebraska, dik duizend kilometer naar het oosten. En eenmaal Woody iets tussen zijn oren heeft, krijgt niemand het er nog uit.
Nebraska, de nieuwe film van Alexander Payne, houdt zoals zo vaak bij de regisseur het midden tussen komedie en tragedie (zie bijvoorbeeld ook Sideways of About Schmidt). In zijn beste werk weet hij bovendien precies waar de scheidingslijn tussen een welgemikte grap en lege kolder ligt, en die overtreedt hij hier geen enkele keer. Let maar op de koppen van de verzamelde familieleden of de figuur van de eeuwig foeterende moeder).
Met Bruce Dern vond Payne ook de gedroomde hoofdacteur, een man die een heel leven op zijn gezicht heeft en je het gevoel geeft dat hij onder zijn stilzwijgen diepe frustraties en ontgoochelingen verstopt. Dat geldt trouwens zeker voor de streek waarin alles zich afspeelt, kleine stadjes die zwaar getroffen zijn door de crisis en enkel nog mijmeren over de tijd toen alles nog goed was.
Strikt genomen heeft Nebraska weinig redenen om vrolijk gestemd te zijn maar toch je er met een grijns naar te kijken. En u hoeft zich geen zorgen te maken, uiteindelijk haalt de hoop het van de zorgen.