De meeste WO II-films worden verteld vanuit het standpunt van de geallieerden of toch de overwinnaars. Dat is zeker ook het geval bij het Deense Land of Mine. Maar het bijzondere aan deze prent zit hem in het feit dat je uiteindelijk geen sympathie koestert voor de Denen, maar wel voor hun vijanden, de Duitsers.
Dit oorlogsdrama van Martin Zandvliet speelt in 1945, vlak na het beëindigen van de oorlog. De Denen kunnen hun haat voor de Duitsers niet kwijt en dus schakelen ze de gevangen Duitse soldaten in om de landmijnen op de Deense stranden onschadelijk te maken. Maar naar het einde van de oorlog bestond het Duitse leger wel voor een groot deel uit tieners. De centrale figuur is een Deens sergeant die in de eerste scène al zijn walging voor de Duitsers krachtig uit. Maar eens hij zo'n groep Duitse jongens de dood moet injagen, begint er bij zowel de sergeant als de toeschouwer een verschuiving van de sympathie plaats te vinden. Zoals de sergeant besef je dat de 'vijand' in deze context niet bestaat omdat die jongens totaal niet wisten waarmee ze bezig waren. Zandvliet maakt van de 'vijand' een abstract iets dat enkel bestaat in de hoofden van de Denen.
Maar naast een knappe analyse van de gevolgen van een oorlog, is Land of Mine ook een spannend drama dat vaagjes doet denken aan The Hurt Locker.