Nostalgie verkoopt. Het verklaart waarom films als The Expendables, Jurassic World, Terminator: Genisys en de nieuwe Star Wars zo gretig knipogen naar de succesvolle voorbeelden uit het verleden. George Miller toonde eerder dit jaar met Mad Max: Fury Road dat het ook anders — en beter — kan, maar hij is helaas een uitzondering.
Ook Snoopy and the Peanuts doet in de eerste plaats veel moeite om geen sikkepit te veranderen aan het oorspronkelijke materiaal. Charles M. Schulz, de maker van de gelijknamige krantenstrip, begon eraan in 1950 en je hebt de indruk dat hij daar een halve eeuw is blijven hangen. En nu, 15 jaar na Schulz’ dood, zitten we daar nog altijd.
Ik snap het wel, de vroege fifties waren een veilige en warme tijd, en dat past wel bij de doorgedreven analoge wereld van kleine kinderen waarin Peanuts zich afspeelt. Maar tijdens zijn sentimentele levenslesjes denk je wel vooral aan de manier waarop South Park daar de draak mee steekt.
Tegelijk is de naïviteit van Snoopy and the Peanuts ergens ook ontwapenend, en met Snoopy heeft hij een karakter in huis dat zelfs de Gipsy Kings overleeft. Het is trouwens bij Snoopy’s vlagen van fantasie dat de computeranimatie ook indruk maakt.