De Berlinale doet altijd haar best om ook muziek een plaats te geven in haar programma. Door de jaren heen heb ik op die manier al onder meer Marianne Faithful, George Michael, Patti Smith en Rufus Wainwright de hand mogen schudden. In 2006 kreeg ik ook Nick Cave voor mijn microfoon, die toen kwam praten over The Proposition, een bloederige Australische western waarvoor hij het scenario geschreven had.
Dit jaar is Cave terug maar met een (geweldige) film van een heel ander allooi. De regisseurs van 20,000 Days on Earth, de visuele kunstenaars Jane Pollard en Iain Forsyth, weten zelf niet hoe ze hun eerste langspeelfilm moeten omschrijven. Hij lijkt op een documentaire in die zin dat hij Cave volgt in zijn dagelijks leven en een blik werpt op de lange carrière van de Australische rocker. Maar tegelijk doorprikt hij ook het idee van een onthullende biografie met een flinke scheut fictie en humor.
Cave die met zijn jonge tweeling en een pizza gezellig naar Scarface zit te kijken, Cave die aan zijn psychiater vertelt over zijn eerste seksuele ervaring (lang zwart haar, lijkbleek gezicht), Cave die bij zijn boezemvriend/bondgenoot Warren Ellis langs gaat met twee opgezette parkieten bij de hand, Ellis die een Frans kinderkoor dirigeert, het is een genot om te zien. Net als de concertfragmenten en andere muzikale intermezzo’s, uiteraard.
Ook op de persconferentie liet Cave soms zijn patente doemblik (zie foto) varen en permitteerde hij zich een grapje. “Waren jullie nooit bang dat deze intieme film jullie vriendschap in gevaar zou brengen?” vraag een journalist aan Cave en de regisseurs. “Ik kan ze niet meer uitstaan,” reageerde Cave gortdroog. “Mijn moeder liet me vaak jouw muziek horen,” zei een jonge collega. “Je moeder?” riposteerde Cave. “Je grootmoeder zal je bedoelen.” Fijne meneer.