Ze zijn terug, putain! Adil en Bilall geven deze keer Will Smith een gezin en gooien Martin Lawrence voor de alligators - letterlijk. De plot is niets nieuw en de dialogen zijn ronduit slecht geschreven, maar de actie is ruig en de humor amusant imbeciel. Het komt zelden voor, maar de vierde van de franchise is in dit geval de beste.
Na een bijna-doodervaring begint Marcus (Martin Lawrence) te profeteren tot groot ongenoegen van Mike (Will Smith). Helaas krijgt hij gelijk. Niet veel later komen bedenkelijke “bewijzen” naar boven. Wijlen kapitein Howard (Joe Pantoliano), hun voormalige baas, zou betrokken zijn geweest bij drugssmokkel. Het duo zweert mans naam te zuiveren, maar des te dichter ze bij de waarheid komen, des te harder er op hen gejaagd wordt.
Het duurt alleen even voor die jacht op gang komt. Eerst moeten we boomstammetjes gewijs langs de gebruikelijke plot-uitleg, passeren we kennismakingen met personages die we zouden moeten kennen - maar al lang vergeten waren - en verliezen we tijd met fait-divers. Pas daarna komen we bovenaan de attractie, klaar voor de afdaling en de obligatoire foto.
‘Good Boys? Who the hell wanna sing thát song?’
Adil en Bilall zoeken deze keer een precaire balans op. Ze gaan terug naar de onbeheerste stijl van Michael Bay uit de eerste twee Bad Boys films, maar verliezen nooit de oprechtheid die hen zo siert. Ze weigeren ook te schofferen - iets wat Bay-puristen betreuren, maar ik enkel kan aanmoedigen. Het neemt niets weg van de humor of de actie.
De cuts zijn ruwer, de camera is behendiger, maar de regisseurs weten daar vooral nog een schep bovenop te doen. We zien niet alleen Bay’s typerende 360° beweging en slow-motion, maar ook indrukwekkende drone- en POV-shots. Dat laatste doet in de finale zelfs zo hard denken aan first-person shooter games, dat het moeilijk is om je duimen stil te houden.
Tegelijkertijd houden ze de emotie erin. Ze spelen huiselijke scènes uit in een poging de actie-nonsens gewicht te geven en laten brokken testosteron hun gevoelens uiten. Zelfs Mike ontkomt noch aan het banale, noch aan de emotie. Het komt niet al te geloofwaardig over, maar het passeert.
‘You makin’ us look like we don’t know how to be fugitives.’
Fragiele mannelijkheid is bij Adil en Bilall niet iets om te vieren, maar om te overwinnen - en dat zonder te preken. Armando (Jacob Scipio), de zoon van Mike, is hier het toonbeeld van. Geen enkel ander personage is zo ongedwongen masculien. Dat heeft hij deels te danken aan zijn fysiek (hit me up, Scipio), maar hij bewijst dat ook muurbloempjes respect kunnen afdwingen in een Amerikaanse gevangenis.
Naast Armando zien we ook AMMO terug, met hier een daar twist. Ook Reggie (Dennis Greene) krijgt een scène - en wat voor een! De toevoeging van meerdere personages leidt soms af, maar maakt het geheel wel dynamisch.
‘En Smith en Lawrence?’, hoor ik u denken. Zo’n beproefde combinatie blijft natuurlijk leuk. Al kon ik na het notoire Oscar-incident niet normaal kijken naar Lawrence die Smith herhaaldelijk in het gezicht sloeg. Het viel ook op dat Lawrence meer schermtijd kreeg en vaker het voortouw nam. Toeval? Misschien…
‘I’m gonna suckle you with my spirit titty.’
Tegen een rotvaart afdalend in een kunstoffen kano passeren we een helikoptercrash, gevechten om Skittles en een betere liftscène dan die van ‘Captain America’. We komen met een lichtjes teleurstellende plons neer, minderen vaart en dobberen naar de uitgang.
Uiteindelijk komt alles neer op de verwachtingen van het publiek. Hoop niet op een nieuw (of logisch) plot, maar omarm de genre-elementen die je al jaren kent. Negeer de schaamteloze copy-paste van scènes uit de vorige films. Het is en blijft een Bad Boys film.
Ach ja. Whatcha gonna do?
Ontdek hier de programmatie van de film in je dichtstbijzijnde bioscoop.
Cinenews-journalist: Senne Cambré