Als u buiten de uren al eens rondzapt op televisie, dan zal u zeker als op een shoppingkanaal gebotst zijn. U kent ze, die uitzendingen waar men u de grootste rommel aan de hand probeert te doen. In David O. Russells tragikomedie Joy speelt zo’n shoppingzender een centrale rol, en de manier waarop de film de aanzwellende verkoopcijfers als een climax uitspeelt, laat een behoorlijk kwalijke smaak in de mond.
En dat is doodjammer, want met een beetje meer zelfbeheersing had dit een winnend portret van een straffe madam kunnen zijn. Joy heeft immers ook een paar onmiskenbare troeven in petto. De grootste is niet toevallig Jennifer Lawrence, die zich met hart en ziel op haar personage gooit — dat naar verluidt op een bestaande persoon is geënt. Het aanstekelijke enthousiasme dat ze daarbij aan de dag legt, doet de film veel deugd.
Lawrences vertolking wordt echter ondermijnd omdat Russell het voor de rest allemaal zo karikaturaal opbouwt. Finaal is zijn pleidooi voor de good ole American ondernemerszin trouwens zo doorzichtig dat je de film toch liever op een armlengte afstand houdt. En laten we voortaan ook maar afspreken dat een scène waar een vrouw zichzelf een kort(er) kapsel aanmeet om te tonen dat ze een emotioneel moment doormaakt een cliché is dat maar beter vermeden kan worden.