Laten we het lijk van Charlie Chaplin stelen! Een kat in het nauw maakt rare sprongen, zeggen ze, maar wat de hoofdpersonages uit La rançon de la gloire bekokstoven, is wel heel bizar.
Wat de tragikomedie van Xavier Beauvois zo mooi maakt, is dat je het de kwibussen in kwestie gemakkelijk kan vergeven en dat de regisseur ook op geen enkel moment op zijn antihelden neerkijkt. Meer zelfs, als je alles bij elkaar optelt, zijn ze evenzeer slachtoffer als dader, mensen die door de mazen van het sociale vangnet zijn gevallen en tot extreme maatregelen moeten overgaan om te overleven. Bijzonder dwaze maatregelen, daarover laat Beauvois ook geen twijfel bestaan, maar als het aanvaardbare buiten bereik lijkt, blijft nu eenmaal enkel het onaanvaardbare over.
Als de hansworsten uit La rançon de la gloire ondanks hun gebrek aan gezond verstand toch met de sympathie van de kijker gaan lopen, is het ook omdat Beauvois acteurs koos op wie je moeilijk kwaad kan worden. Roschdy Zem en Benoît Poelvoorde vormen dan ook een duo uit de duizend, niet zomaar aangevuurd door hebzucht maar ook door een voelbare vriendschap. Chaplin zou er trots op zijn.