Synopsis
Lübeck, midden 19e eeuw. De voorname koopmansfamilie van consul Jean Buddenbrook en zijn vrouw Bethsy heeft door de generaties heen fortuin gemaakt in de graanhandel. Het gezin geniet met drie kinderen, Thomas, Christian en Tony, van het leven zoals het een welvarende patriciërsfamilie betaamt. In de wereld van de Buddenbrooks is het privéleven onlosmakelijk verbonden met de zaak: familie en firma zijn één. Persoonlijke behoeften komen na de sociale status. De levensweg van de drie Buddenbrook-erfgenamen
ligt vast: voor de zonen betekent dat het leren van het oopmansberoep en oefening in het gezond houden van de firma, voor dochter Tony betekent dat huwen op stand. Als patriarch Jean sterft, begint de ster van de familie Buddenbrook langzaam te doven. De levendige Tony heeft haar grote liefde - die niet van haar stand was - opgeofferd en zich, naar de wil van haar ouders, geschikt in een huwelijk met de Hamburgse koopman Grünlich. Hij blijkt
echter een bedrieger te zijn die achter haar bruidsschat aan zit. Ook een tweede verbintenis leidt tot een mislukking. Christian, de jongste zoon, kan de eisen van een leven op de manier van de Buddenbrooks niet aan en vlucht weg in kunst en liefdesavontuurtjes. Oudste zoon Thomas probeert met alle macht het zakelijke fortuin vast te houden en op die manier de welvaart van zijn familie te bewaren. Maar de verantwoordelijkheid voor het bedrijf en de familie is slopend. Zijn echtgenote Gerda leeft alleen voor haar muziek en geeft deze liefde tot Thomas' ongenoegen door aan hun zoon Hanno, die voor het koopmansvak volstrekt ongeschikt lijkt. Het zijn slechts kleine momenten van zwakheid waardoor het lot van de familie onverbiddelijk zijn loop neemt. De ooit stralende patriciërsdynastie gaat langzaam ten onder aan de levenslange worsteling tussen
zakelijke belangen en het streven naar persoonlijk geluk...