De titel is lang, maar de documentaire ‘La machine à écrire et autres sources de tracas’ is kort en krachtig. In dit laatste deel van Nicolas Philiberts drieluik over de psychiatrie helpen vrijwilligers met het repareren van onopvallende spullen die desondanks van levensbelang zijn voor hun eigenaars. Het resultaat is huiselijk, menselijk en vooral onverwacht aangrijpend.
Met ‘La machine à écrire et autres sources de tracas’ sluit de Franse documentairemaker Nicolas Philibert zijn triptiek over het Hôpital Esquirol af. De eerste twee delen gaven een inkijk in de hedendaagse psychiatrie waarin hulpverleners worstelen met onderbemanning en desondanks hun uiterste best doen om hun patiënten niet zomaar op te sluiten maar echt te helpen.
Een paar van die patiënten uit ‘Sur L’Adamant’ en ‘Averroes & Rosa Parks’ keren in dit sluitstuk terug. Elk heeft een object in hun kamer dat kapot is en Philibert volgt de vrijwilligers die bij de patiënten over de vloer komen om die objecten te repareren; dat resulteert in een uitzonderlijk mooie aaneenschakeling van scènes waaruit blijkt dat die alledaagse spullen voor elke persoon van levensbelang zijn.
Levenslijnen
Eén man schrijft op de boot L’Adamant (uit het eerste deel van de triptiek, nvdr.) elke dag twee gedichten met pen en papier die hij ‘s avonds uittypt op zijn antieke schrijfmachine. De zware stapel papier in de hoek van de kamer weegt ook emotioneel zwaar door. Zonder schrijfmachine zou zijn achterstand met het uittypen van die gedichten snel niet te overzien zijn en dat zou een extra probleem zijn dat hij niet kan gebruiken.
Patiënte Muriël krijgt naar eigen zeggen hoofdpijn van de stilte en de klinisch witte muren van haar kamer. Alleen Janis Joplin kan de muren op een afstandje houden. Wanneer haar cd-speler door een error stopt met werken, is dat voor haar niet minder dan een marteling.
De documentaire gaat dan ook niet over de spullen, maar over de mensen. De reparateurs doen het niet voor de technische uitdaging. Ze doen het om mensen hun sterkte en eigenwaarde terug te geven. Daarom nemen ze uitgebreid de tijd om ook met de patiënten te praten, iets wat wij met veel plezier mogen volgen.
Het belang van het alledaagse
Philibert zorgt ervoor dat elk moment zich ongehinderd kan uitspelen. Zijn typerende, observerende camerawerk dreigt vaak afstandelijk te worden, maar omdat we in de enige ruimte in de wereld zijn waar deze mensen een privé-leven kunnen leiden, voelt elk beeld bijzonder intiem aan.
In dit laatste deel zit tevens meer schwung dan in de eerste twee. Er hangt een huiselijke sfeer en de administratieve taal is hier ver te zoeken. Muriël biedt een chocolaatje aan en Philibert slaat beleefd af. Niet veel later doet ze hetzelfde, maar slaat ze Philibert over, waarop die met gespeelde gekrenktheid vraagt ‘en ik?’ Het gezelschap lacht hartelijk. Een simpel moment en in de context van de psychiatrie hoopgevend.
Cinenews-journalist: Senne Cambré