Sommige films zijn hun ervaring waard, ongeacht de techniek erachter. ‘The Life Of Chuck’ is daar een perfect voorbeeld van. Zelfs de cynische ik was diep ontroerd terwijl de aftiteling liep. Al moet ik toegeven dat ik alles, echt alles, van de hand van de Amerikaanse schrijver Stephen King verslind.
Het begint allemaal bij het einde, want ‘Act 3’ is onverwachts het eerste hoofdstuk in ‘The Life Of Chuck’. Wereldwijde rampen wedijveren om het veroorzaken van het meeste leed. De link met onomkeerbare klimaatverandering is niet te omzeilen. Later komt daar het persoonlijke verhaal van een terminaal zieke man bij. De wereld strompelt verder op haar laatste krachten en de mensheid wacht bang af, verdrinkend in defaitisme en melancholie.
Maar dan springt Stephen King stapsgewijs terug naar het begin. Act 2. Act 1. En wanneer de aftiteling rolt, breekt er verspreid in de cinemazaal een verward, maar welgemeend, applaus uit - dat had ik nog nooit meegemaakt. Ik zie tranen blinken op de wangen van een koppel op de eerste rij dat elkaar herhaaldelijk kust.
Hoewel het verhaal van ‘The Life Of Chuck’ intriest is, valt er aan het einde een gevoel van hoop en optimisme over het publiek. Zelfs ik was diep ontroerd. Ik, die laatst nog te horen kreeg van mijn moeder dat ze “niks kan kijken zonder dat gij dat overanalyseert!” Ze was nooit eerder zo boos geworden op de sfeerspons die ik kan zijn. Eurosong stond op en ik vond werkelijk geen enkel nummer beter dan matig.
Nu moet ik akkoord gaan met de critici die het woord “levensbevestigend” (life-affirming) in de mond nemen over “The Life of Chuck”. Normaliter betekent zoiets dat de film steunt op een lompe smurrie van melige one-liners, maar niet in de handen van King.
“We make up horrors to help us cope with the real ones.”
- uit Danse Macabre
Een collega zei me een dag later dat ze nooit naar iets van Stephen King durfde te kijken. Als notoir horror-schrijver heeft hij inderdaad de reputatie gratuit geweld en bloed te gebruiken in zijn verhalen. Wie zijn oeuvre iets beter kent, weet dat de waarheid nog gruwelijker is: King houdt ervan de psychologie van zijn personages tot het uiterste te drijven en komt op die manier keer op keer vanzelf uit bij het horrorgenre.
Zo is ‘The Shining’ (onder andere) een verkenning van de gevolgen van een alcoholverslaving. Dat Jack zich ontpopt tot een bijlmoordenaar die achter zijn eigen gezin aanzit in de eindeloze gangen van het verlaten Overlook Hotel is exact het extreme waar King naar op zoek gaat. Horror hoort niet gratuit te zijn. Horror leert ons iets meer over onszelf en elkaar.
Maar niet iedereen is zich ervan bewust dat ook de films ‘The Shawshank Redemption’, ‘Stand By Me’ en ‘The Green Mile’ gebaseerd zijn op verhalen van King. Stuk voor stuk levensechte schrijfsels met een groot hart en vol joie de vivre, ondanks de donkere thematiek. De zoektocht naar het extreme bracht hem in deze verhalen niet helemaal tot in horrorland. Integendeel: King bewees zich al vaker als een erg menselijke schrijver, eentje die op zoek is naar licht in de duisternis.
Op dezelfde manier lijkt ‘The Life Of Chuck’ op ‘Dolores Clairborne’ en absoluut niet op het ‘IT’ tweeluik. Geen bezeten Plymouth Fury 1954 zoals in ‘Christine’, geen verminkte lijken zoals in ‘Pet Semetary’, geen losgeslagen sint-bernardshond zoals in ‘Cujo’. Wel een dansende Tom Hiddleston, een verliefde Karen Gillan en een Mark Hamill als nerdy grootvader.
“Monsters are real, and ghosts are real too.
They live inside us, and sometimes, they win.”
- uit The Shining
King’s grote sterkte is hoe hij het karakter en de geschiedenis van een personage kan schetsen in slechts een paar zinnen. In de verfilming van ‘The Life Of Chuck’ doet Nick Overman dat voor ons in een voice-over. Dat is misschien allesbehalve een begeesterde filmtechniek, maar zo gaat er minder van King’s schrijfsel teloor in de vertaling naar het grote doek. Als het niet kapot is, hoef je het ook niet te repareren.
Met enkele woorden roept King een zinderende sfeer op. Hij laat je voelen hoe naderend onheil aan komt denderen, zonder een woord te verspillen. Regisseur Mike Flanagan herkent dat genie van King als geen ander. Hij bewees eerder al dat hij dat gevoel voor atmosfeer even goed beheerst op film; zijn eerdere succesfilms ‘Doctor Sleep’ (2019) en ‘Gerald’s Game’ (2017) waren tevens van de hand van King. Ook ‘The Life Of Chuck’ weet dat gevoel van een King-verhaal perfect te vertalen naar het grote doek.
Nog mooier wordt het met de dansscènes die toch vrij onverwacht een belangrijk deel uitmaken van de film. Enkele archiefbeelden van dansscènes uit ‘Cover Girl’ (1944) - niet toevallig een film met Rita Hayworth - kondigden het al aan. Toch is de routine die Tom Hiddleston en Annalise Basso uitvoeren verrassend en verfrissend. De film neemt even een stapje terug, het tempo zakt, en we krijgen de tijd om gewoon te genieten.
Flanagan zelf zei er terecht over dat “de film niet zou werken zonder die scène”. Ook Hiddleston zelf noemt de scène “ingenious”. Want wanneer ben je voor het laatst gestopt om te kijken naar iets moois? De zonsondergang, een verliefd koppel op een bank, een jonge kat die zich uitstrekt in een streepje zon… Ondanks alles, echt alles, is er niets, echt niets, dat wat geluk in de weg kan staan. Dat hoop ik samen met de film mee.
“Remember that hope is a good thing, [...] maybe the best of things, and no good thing ever dies.”
- uit Rita Hayworth and Shawshank Redemption
Toen ik de cinema buitenkwam heb ik dat dan ook meteen gedaan. In plaats van meteen richting de eerstvolgende trein te lopen zoals ik gewend ben, slenterde ik op mijn gemak over de Kunstberg in Brussel. Een man speelde zachtjes gitaar voor groepjes die zich verzameld hadden op de trappen die nog warm waren van de zomerzon. Die zakte langzaam weg achter de skyline van Brussel die zich scherp aftekende tegen de felle pastelkleurige lucht: geel, oranje, rood, paars, lichtblauw, donkerblauw. Een lauwe bries. De geur van verse wafels.
Ik vroeg me af of ik niet zou beginnen dansen zoals Hiddleston in de film, maar het schaamrood kwam al op mijn wangen bij de gedachte alleen. Dan werd ik boos op mezelf. Waarom heb ik zoveel schroom als het gaat om ongeremdheid? Het antwoord was simpeler dan ik op dat moment meteen had kunnen bedenken: ik ben geen danser, ik ben een schrijver.
Daarom moest dit essay mij van het hart. Ik beloofde mezelf dat ik niet alles zou overanalyseren en daar ben ik met glans in gefaald, maar voor één keer wou ik nog eens overduidelijk de liefde voor de cinema in de verf zetten - ongeacht het vernuft van een filmmaker.
‘The Life of Chuck’ ontroert en biedt hoop daar waar weinigen nog hoop zien. Dat er applaus uitbrak tijdens de aftiteling, dat een koppel elkaar in de armen viel, dat ik na afloop oprecht overwoog om te gaan dansen op een overvolle Kunstberg (gestoord); alles getuigt hoe menselijk King’s schrijfsels zijn en hoe perfect Flanagan dat aanvoelt. We kunnen in deze turbulente tijden goed gebruiken, een film die zegt: jij bent magnifiek, jij verdient het om magnifiek te zijn, jij bevat veelheden.