Na het bekijken van Paradise Lost moet je qua plot vooral denken aan The Last King of Scotland, het drama van Kevin MacDonald over een lijfarts die in uit de gratie valt van dictator Idi Amin Dada.
Want hier heb je een verhaal van een Amerikaanse rugzaktoerist die smoor raakt op een Colombiaans meisje dat het nichtje blijkt te zijn van superdrugsbaron Pablo Escobar. Naïef als hij is, wordt hij ingeschakeld in de operaties van Escobar waarmee hij uiteindelijk zijn doodvonnis tekent. Zo zwak de protagonist is, zo indrukwekkend is de antagonist. Josh Hutcherson, bekend van The Hunger Games-films, is een acteur met een zeer beperkte mogelijkheden en hij wordt op het vlak van charisma helemaal opgepeuzeld door Benicio Del Toro, die van Escobar een boeiend en bijna aantrekkelijk monster maakt. Telkens Del Toro in beeld komt, lijkt de film pas echt tot leven te komen.
Debuterende regisseur Andrea Di Stefano weet dat onevenwicht moeilijk te camoufleren en hij is duidelijk geen MacDonald of Coppola, maar zijn film verveelt wel nooit. Vooral in de tweede helft houdt hij de toeschouwer aan het scherm gekluisterd.