Eric, het hoofdpersonage uit The Rover, zit in een groezelige bar voor zich uit te staren met een diep bedroefde blik op zijn uitgemergelde gezicht. En door het raam achter hem zie je — geluidloos en met enige vertraging — een auto zwaar over kop gaan.
Het is een moment van donkere slapstick zoals regisseur David Michôd er wel meer in zijn opmerkelijke tweede film gestopt heeft. Je kunt die momenten geen lichtere toetsen noemen omdat ze vaak ongemeen hard aankomen, maar ze vormen wel een welkom contrast met de hoofdmoot van het verhaal.
The Rover speelt zich namelijk af in een wereld zonder medelijden, waar menselijke emotie weggevaagd is door het recht van de sterkste. Je kunt je afvragen of die wereld wel zoveel verschilt van de onze, en dat is ongetwijfeld net het punt dat Michôd wil maken. The Rover mag dan — zoals de film aan het begin meldt — “tien jaar na de Ineenstorting” gesitueerd zijn, heel futuristisch lijkt hij niet. Dit is evengoed een western zonder paarden als een toekomstdrama zonder spitstechnologie, een verhaal dat even meedogenloos en koppig is als zijn hoofdpersonage.