In Taxi Teheran rijdt de Iraanse regisseur Jafar Panahi de stad rond en pikt passagiers op die denken dat ze in een echte taxi stappen. Panahi draagt een pet en een bril, maar een vermomming kan je het niet noemen.
Je kijkt er om te beginnen dwars doorheen — net zoals de man die gepirateerde dvd’s verkoopt — en bovendien blijkt Panahi zo’n slechte chauffeur dat niemand gelooft dat hij daar zijn brood mee verdient.
Er mag met andere woorden gelachen worden in Taxi Teheran, ook al snijdt de film van bij het begin loodzware thema’s aan. Zo ontspint zich tussen de eerste twee passagiers al meteen een discussie over het nut van de doodstraf. Dat Panahi een film met zo’n beperkte ruimte moet maken omdat de Iraanse overheid hem in 2010 een productieverbod van 20 jaar oplegde, stemt een mens ook al niet vrolijk.
Toch gaat de regisseur overal op zoek naar de aangename kleine details van het leven, die in Iran onlosmakelijk verstrengeld zijn met bredere politieke thema’s. En finaal komt Panahi tot de slotsom die je al lang zag aankomen: het is zijn verdomde taak om hoe dan ook te blijven filmen.