Synopsis
In 1967 (250 000 werkzoekenden) maakte Georges Pompidou, eerste minister van Frankrijk, zich zorgen: "indien we op een dag aan honderdduizend werklozen zijn, dan is het revolutie". De revolutie kwam niet. Wat dan wel? Een leger interim-werkers, contracten van bepaalde duur, de arbeidersnederlaag, de verzwakking van de syndicaten, de ontmanteling van de zorgstaat en de fragmentatie van de volksklassen. Het personage van Edouard Balladur illustreert treffend de tegenstelling tussen twee tijdperken: in 1968 speelt het jonge raadslid van Pompidou mijnenveger voor het rode gevaar. Dertig jaar later vertelt de ex-minister op misprijzende toon dat hij niets tegen de woorden "flexibiliteit" en "precariteit" heeft. In tussentijd ligt de salarismaatschappij aan diggelen, zijn de beschermingssystemen eraan, en worden de "linkse" waarden gelijkheid, broederlijkheid- in het belachelijke getrokken.
De film vertelt in twee delen de geschiedenis van het fenomeen werkloosheid in Frankrijk, met getuigenissen van beleidsmakers, fragmenten van archiefbeelden en fictiefilm, reportages over werklozen... zie ook de sprekende beelden van de beruchte zakenman Bernard Tapie en zanger Yves Montand, die getuigen van het ideologische werk vereist om mentale patronen te veranderen.