Wie maagdelijk naar El Club komt kijken, zal tijdens de eerste tien minuten waarschijnlijk niet door hebben dat de protagonisten geestelijken zijn. Want ze gedragen zich meer als ex-maffialeden op rust dan als voormalige helpers van God.
Maar de geestelijken die gestrand zijn in een Chileens kustplaatsje zijn daar om boete te doen. Daar lijkt niet veel van in huis te komen. Meegokken met hondenracen is hun grootste bekommernis. De komst van een nieuw lid van de groep, een pedofiele priester, zorgt echter voor een verstoring van het rustige leven van de clubleden. Wanneer ook nog een slachtoffer van die priester kabaal komt maken, ontstaat er pas echt een zwaar probleem. Want de kerk stuurt iemand uit om de situatie onder de loep te nemen en om het ‘clubje’ mogelijk op te doeken. Larrain laat al zijn personages door een vagevuur lopen, maar het is een vagevuur dat zij én ook wel de kerk zelf geschapen hebben.
Eigenlijk is El Club een flinke afrekening met de hypocrisie van de kerk. En voor wie een beetje gevoel voor zwart humor heeft, kan er ook nog een zwarte komedie in zien.