Hoe moet je een film van Roy Andersson omschrijven? Eenvoudig is het niet. De 72-jarige Zweed maakt sketchfilms maar je kunt ze geen echte komedies noemen.
Hij verdiept zich in de existentiële bekommernissen van de menselijke soort maar hij maakt geen loodzware cinema. Zijn lijkbleke personages hebben voortdurend een diep trieste en afgeleefde blik in de ogen maar er zit ook hoop in de verhalen. En een titel als A Pigeon Sat on a Branch Reflecting on Existence spreekt natuurlijk op zich ook al boekdelen.
‘Het laatste deel van een trilogie over wat het betekent om een mens te zijn,’ staat na het eerste tafereel van de film te lezen. Daarna volgen drie ontmoetingen met de dood, te beginnen met een man die stomweg een hartaanval krijgt terwijl hij een fles probeert te openen. Later zegt een van die trieste figuren met een zielig stemmetje: “We zitten in de entertainmentbusiness.
We willen mensen doen lachen.” En tussendoor weerklinkt een amechtig walsmelodietje dat je evenveel zin geeft om te huilen als om te lachen. Het werk van Roy Andersson balanceert voortdurend op die grens.