Samuel L. Jackson in maatpak, met een dappere blik in de ogen en een automatisch wapen in zijn handen. Naast hem een tienerjongen met camouflagemake-up op het gezicht en een boog in de hand.
Op de achtergrond besneeuwde bergtoppen, een gecrasht vliegtuig, verschillende gevechtshelikopters en een paar vuurballen. De affiche waarmee de marketingafdeling Big Game wil verkopen, ziet er spectaculair uit, maar hij geeft wel de foute indruk.
Dit is immers geen presidentiële thriller à la White House Down of Olympus Has Fallen. Dit is ook geen rechttoe-rechtaanactie in de trant van Die Hard en geen achtervolgingsdrama zoals The Fugitive. Big Game hoort eerder thuis in de lade met jeugdfilms, al heeft hij zeker raakvlakken met de eerder vermelde titels.
Alleen past hij er overduidelijk voor op geen al te bloederige taferelen of wrede toestanden te tonen, durft hij er al eens een flauwe gag tussen te gooien, brengt hij de emotionele momenten in gigantische close-ups in beeld en schildert hij zijn thema’s er met vette fluo letters bovenop. Subtiel kan je Big Game onmogelijk noemen, maar daar heeft een 12-jarig publiek misschien minder problemen mee.