Sinds Rosetta zijn alle films van de gebroeders Dardenne fantastische voorbeelden van de sociaal-realistische stroming. Ambitieuze regisseurs uit de meest diverse landen, van Darren Aronofsky (The Wrestler) tot Wang Quan’an (Tuya’s Marriage), lieten zich inspireren door de films van de broers.
Met die grote regisseurs leidt dat tot zeer degelijke werken. Maar je hebt ook heel wat mindere talenten die Dardenne-films willen maken. In de eerste plaats omdat ze er geld voor krijgen, niet meteen omdat het een geweldige film zal opleveren. En dan krijg je een werk zoals Le Dernier Coup de Marteau. Niet onaardig, met een paar leuke ideeën, maar gemaakt zonder het perfectionisme van de gebroeders en zonder het perfect afgewerkte script met ‘twists and turns’. Een Dardenne des pauvres dus. Het probleem is dat de kostprijs van films, de Franse verslaving aan een verkeerd geïnterpreteerde Nouvelle Vague en de stimulatie door would-be kenners die zweren bij één soort cinema geleid hebben tot een grote productie van zeer middelmatige sociaal-realistische films.
Het is uiteraard heel moeilijke cinema om maken, want je moet vooral steunen op een ijzersterk script en geweldige vertolkingen. Faal je in een van de twee, is het terug naar af.