Niemand zat echt te wachten op een sequel van de Jim Carrey-hit uit 1994. Dumb and Dumber leek op een unieke film: ondanks de onderbroekenrol, scheetgrappen en idiote momenten toch één van beste Amerikaanse brede komedies van het post-Billy Wilder-tijdperk.
Maar goed, Carrey die de laatste tien jaar geen echte hit meer scoorde – zijn films zijn heel duur om maken – had een project nodig dat hem opnieuw op de kaart van de supersterren ging zetten – Warner lijkt niet meer in Carrey te geloven. En dus werd voor slechts 40 miljoen dollar een sequel opgezet die gedoemd was om te mislukken.
Maar Dumb and Dumber To is gelukkig geen ramp geworden. Je merkt dat er hard gewerkt werd aan het script (zo’n 5 grappen per minuut) en Carrey is zo’n genie dat de film een paar keer echt hilarisch wordt. Het probleem met de sequel is evenwel de nevencast en de zwakke derde act. Je hebt er het raden naar waarom de Farrelly-broers slechte acteurs in bijrollen staken en Kathleen Turner – die er vooral ziek uitziet – een essentiële bijrol gaven. En dat laatste deel van de film werkt niet omdat zogezegd normale mensen nog dommer reageren dan Harry en Lloyd. Maar goed, er zijn al zo weinig lachfilms.
Met zelfs een Dumb and Dumber-sequel kan alvast meer gelachen worden dan met de meeste komedies van de laatste vijf jaar.