Je kunt Fury niet meteen van een bijzonder sterk ontwikkelde plot verdenken. We ontmoeten aan het begin de soldaten die al een hele tijd van slagveld naar slagveld trekken in de tank die de film zijn titel heeft gegeven, we zien hoe ze een groentje aan boord halen om een gesneuvelde kompaan te vervangen, en we maken mee hoe ze vervolgens weer van slagveld naar slagveld trekken.
Meer heeft de film niet om het lijf, of het zou de genadeloze ontgroening moeten zijn van de jonge soldaat die de blinde gruwel van oorlog ontdekt.
Dat simpele verhaal is echter niet alleen prima, het geeft Fury ook een onmiskenbare drive en een gevoel van wrange troosteloosheid. De geallieerde soldaten hebben de hoop dat de ellende snel voorbij zal zijn al lang opgegeven en zijn al blij dat ze elke dag ongeschonden doorkomen. De dood loert immers om elke hoek, boom en heuvel, en hij ziet er zelden vredig uit. Regisseur David Ayer, zelf een ex-militair, doet terecht geen enkele moeite om de bloederige waarheid te verbloemen en deelt geregeld rake maagstompen uit. Maar door aan het eind alsnog een rozige heldenstrik rond het pakketje te knopen, zondigt hij tegen zijn eigen regels.