De juridische strijd van Maria Altmann om het Klimt-schilderij, (eerste) Portret van Adele Bloch-Bauer, op te eisen, is zeer boeiend en dus ideaal als onderwerp voor een film.
Het portret was voor WO II eigendom van de familie Altmann, maar werd in beslag genomen door de nazi’s en belandde uiteindelijk in een Oostenrijks museum dat, met steun van de staat, weigerde om het nog terug te geven. De film geeft een goed beeld van de Oostenrijkse bureaucratie die zich achter patriottisme verbergt om kunstschatten te behouden. Voor dat laatste kan je uiteindelijk wel begrip opbrengen. Het portret mag dan sentimentele waarde hebben gehad voor Altmann, ze heeft het niet lang na het proces verkocht voor zeer veel poen.
Simon Curtis, regisseur van het overroepen My Weekend with Marilyn, kiest uiteraard de zijde van Altmann en stelt de Oostenrijkers bijna voor als slechteriken uit een B-film. Maar dat stoort niet echt, want plot en vertolkingen zijn degelijk genoeg om je aandacht op te eisen. Wat echter niet werkt zijn de flashbacks. Curtis wilde duidelijk een brug slaan naar een drama over de Holocaust.
Maar het drama in het verleden mag dan tragisch zijn, het is gewoon minder verrassend en boeiend dan het drama in het heden. In die zin is Woman in Gold bij momenten een frustrerende ervaring.