Een documentaire over een kok kan leuk zijn, maar dan moet je wel een persoonlijkheid hebben om je camera op te richten en een verhaal te vertellen hebben. Dat wil in Fucking Perfect min of meer lukken.
Sergio Herman lijkt interessant genoeg om je een uur zoet te houden en de sluiting van zijn restaurant Oud Sluis biedt een zekere ruggengraat aan de film. Het probleem is echter dat Herman niet echt in zijn kaarten laat kijken en dat je geen nieuwe dingen te weten komt. De film toont Herman, de perfectionistische kok, de afwezige echtgenoot, de liefdevolle zoon van zijn zieke vader en de celebrity met het grote ego. Maar over zijn geheimen, in zijn hoofd en zijn keuken, kom je niets te weten. Soms lijkt het of Herman bijna constant elders vertoeft, terwijl hij toch in beeld is. Hij heeft niets van het kinderlijk-enthousiaste van Jamie Oliver of het infantiel-populistische van Jeroen Meus of het arrogant-belerende van Piet Huysentruyt, koks die in de smaak vallen van de gewone man. Maar Herman is wel de ongrijpbare Michelin-superman, de superieure kok.
Je had gehoopt dat de filmmakers het ego van Herman wat meer hadden afgekrast of nog intenser hadden gezocht naar wat hem doet functioneren. Maar de man liet dat blijkbaar niet toe. Fucking Perfect is als: je mag aanraken, maar niet proeven.